Inleidingen bij de Rechter Tie-verhalen — Thomas van Gulik
Het spook in de tempel Achter iedere succesvolle man staat een sterke vrouw. Rechter Tie had er wel drie, zoals in zijn tijd in China gebruikelijk was voor een man van zijn statuur. Rechter Tie was met zijn drie vrouwen zelfs bescheiden; zijn ambtgenoot Lo, districtsmagistraat van Tsjin-hwa, die een meer hedonistische levensstijl had, hield er acht vrouwen op na (zie Moord op het maanfeest). Hoewel Robert van Gulik de vrouwen van rechter Tie regelmatig noemt in zijn romans, laat hij hun rol tamelijk onderbelicht. Zij hielden zich op in de vrouwenverblijven die met uitzondering van wachtmeester Hoeng niet toegankelijk waren voor het mannelijk personeel van het gerechtshof. Op verzoek van zijn lezers die hem schreven graag meer van rechter Tie en zijn huiselijke leven, met name zijn vrouwen, te willen weten, laat hij ons in Het spook in de tempel nader kennismaken met Tie’s drie vrouwen. Zijn eerste dame, de oudste dochter van een hoge ambtenaar die de beste vriend van zijn vader was geweest, leidde de gehele huishouding. Zijn tweede vrouw zag toe op de huishoudelijke uitgaven en zijn derde echtgenote hield zich bezig met schilderen en kalligrafie en zag toe op het onderwijs van zijn kinderen. De door Van Gulik zelf in Ming-stijl getekende illustratie op bladzijde 71 laat ons een huiselijk tafereel zien van het gezin Tie tijdens een feestmaal in de woonvertrekken van het gerechtshof in Lan-fang. Robert van Gulik (1910–1967), naast diplomaat en schrijver ook sinoloog, baseerde zijn Rechter Tie-verhalen op gedegen onderzoek en feiten over het leven in China tijdens de T’ang-dynastie (618–908), de periode waarin rechter Tie leefde. Het was in die tijd gebruikelijk dat heren van enig aanzien meerdere bijvrouwen hadden. Daarnaast was er, zoals wij in zijn romans kunnen lezen, ook een bloeiende prostitutiecultuur, op verschillende niveaus, compleet met een bordeelhoudersgilde. Prostituees konden worden vrijgekocht om als vrouw of bijvrouw te dienen in een huishouden. Dit kleurrijke facet van de Chinese samenleving in die periode kunnen we waarnemen in de uitstapjes van rechter Tie’s assistent Ma Joeng in de rosse buurten van Lan-fang. Rechter Tie (Di Renjie) was een historische Chinese rechter die beroemd was om zijn scherpzinnigheid. Robert van Gulik ontdekte deze legendarische rechter in een achttiende-eeuws Chinees boekje over de beroemde moordzaken die rechter Tie had opgelost. Hij vertaalde dit boek in het Engels en voorzag het van een inleiding waarin hij het eeuwenoude Chinese rechtssysteem uiteenzette en een beschrijving gaf van de traditionele Chinese misdaadroman. Met deze publicatie over de oorspronkelijke rechter Tie (later in het Nederlands vertaald als De vergiftigde bruid) wilde Robert van Gulik het Westen laten zien dat China zijn eigen detectivegenre had en zijn eigen Maigret of Sherlock Holmes, compleet met een Watson-figuur. De historische rechter Tie was magistraat van een district, de kleinste eenheid in het oude Chinese bestuurssysteem. Behalve rechter was hij ook burgemeester en hoofd van de politie belast met het opsporingswerk. Aangespoord door de vele enthousiaste reacties die hij op zijn vertaling ontving, besloot Robert van Gulik, die zelf een fervent liefhebber van misdaadromans was, de meesterdetective uit de T’ang-dynastie weer tot leven te brengen in een aantal zelfverzonnen Rechter Tie-misdaadromans. Hij schreef zijn verhalen tegen de achtergrond van het China tijdens de Ming-dynastie (1368-1644), een periode van grote culturele bloei. De historische rechter Tie leefde weliswaar bijna duizend jaar eerder, maar de Ming-dynastie gaf de schrijver meer vrijheid in het kiezen van de omgeving voor zijn verhalen. In zijn Rechter Tie-mysteries combineerde hij zijn uitgebreide kennis van de oude Chinese cultuur en samenleving met een ingenieuze plot in een authentieke Chinese sfeer. Robert van Gulik studeerde sinologie in Leiden en promoveerde daarna op 24-jarige leeftijd in Utrecht op Hayagriva, een tantristische godheid met paardenhoofd in China en Japan. In 1935 trad hij in dienst van het ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag. Na zijn eerste post op de Nederlandse ambassade in Tokio en na een speciale missie als geheim agent in Afrika werd hij in 1943 als Chinakenner uitgezonden naar Chongqing (Chungking), de oorlogshoofdstad van China, waar gedurende de Japanse bezetting van Beijing de Nederlandse ambassade was gevestigd. In deze stad, ooit ontstaan op de plaats waar de Jialing-rivier samenkomt met de Yangtze-rivier die verder stroomt naar de Oost-Chinese Zee, was in oorlogstijd de Chinese literaire en artistieke elite samengestroomd. Van Gulik, die vloeiend Chinees sprak en schreef, werd in de kringen van Chinese geleerden als gelijkwaardige opgenomen en nam deel aan hun vele bijeenkomsten en discussies. Hij had zijn eigen vloeiende stijl ontwikkeld in het schrijven van de Chinese karakters, een kalligrafie die onder de Chinese literaten bekendstond en alom herkend werd als de stijl van ‘Gao Luopei’, de Chinese naam van Robert van Gulik. Hij leerde om te spelen op de zevensnarige Chinese luit, een instrument dat in China alleen door de elite werd bespeeld. Een groot deel van zijn wetenschappelijke werk als sinoloog vond zijn oorsprong in die uitermate vruchtbare periode in Chongqing. In het Westen, waar Robert van Gulik later bekend werd als de Nederlandse sinoloog die de Chinese literatuur en cultuur beter kende dan de Chinezen zelf, werd hij beschouwd als de reïncarnatie van een Chinese mandarijn en kreeg aldus de naam ‘de Hollandse mandarijn’. Het was ook in die periode in Chongqing dat Robert van Gulik op een receptie van de Britse ambassade werd voorgesteld aan een jonge Chinese vrouw, miss Shui. Haar voornaam was Shih-fang, Chinees voor ‘lieflijke geur’. Ze werden verliefd en trouwden in Chongqing in 1943. Mijn moeder was als student sociologie aan de universiteit van Beijing na de Japanse bezetting met een aantal medestudenten gevlucht naar Chongqing. Haar vader was een hoge ambtenaar gedurende de Qing-dynastie, de laatste keizerlijke dynastie van China. Hij bekleedde diplomatieke functies in Parijs en Berlijn en werd later als gezant van China naar Rusland gestuurd. Het verhaal gaat dat hij van Beijing naar Leningrad reisde met een speciaal voor hem ingerichte trein van twintig wagons waarin ook het huishoudelijk personeel was ondergebracht voor op zijn nieuwe post, inclusief vijfentwintig man keukenpersoneel. De heer Shui werd als afstammeling van een oude mandarijnenfamilie uit Beijing wel beschouwd als de laatste mandarijn die China gekend heeft. Wij hebben foto’s van mijn moeders vader in goudbrokaten gewaad, het eeuwenoude ambtsgewaad van een hoge ambtenaar, zoals rechter Tie misschien ook wel heeft gedragen tijdens een zitting. Thuis aten zij met zilveren eetstokjes zodat — je kon nooit weten — als er gif in het eten was gedaan het zilver direct zwart zou uitslaan. Het had weinig gescheeld of het huwelijk van mijn ouders had geen doorgang kunnen vinden. Voor het huwelijk was namelijk toestemming nodig van Shih-fangs vader, maar die was onbereikbaar in het bezette Beijing. De enige vertegenwoordiger van de familie Shui in Chongqing was een oom die zich fel verzette tegen het voorgenomen huwelijk. Hij kon toch onmogelijk goedkeuren dat een vrouw uit een traditioneel Chinees geslacht zou trouwen met een ‘vreemde duivel’. Nu kwamen mijn vaders connecties bij de Chinese geheime diensten hem van pas. Langs de Japanse linies werd een bericht gesmokkeld naar Shih-fangs vader in Beijing, die terstond toestemming voor het huwelijk gaf, open als hij was tegenover het Westen door zijn reizen in Europa. Wat dat betreft hadden de drie vrouwen van rechter Tie het wel gemakkelijker. © Erven R.H. van Gulik |