/rechter_tie/inleidingen Rechter Tie / Robert van Gulik

Alle teksten en illustraties uit het werk van Robert van Gulik
zijn © Erven R.H. van Gulik

Inleidingen bij de Rechter Tie-verhalen — Thomas van Gulik

Het rode paviljoen

Een man van drie levens: sinoloog, diplomaat en schrijver is de titel van de in 1993 bij Forum, Amsterdam uitgekomen biografie van Robert van Gulik (1910–1967). Deze biografie is geschreven door Leentje de Vries-van der Hoeven en Carl Barkman, beiden bevriende sinologen die hem ook goed kenden van de Nederlandse diplomatieke dienst.

Na zijn middelbareschooltijd aan het Stedelijk Gymnasium Nijmegen studeerde Robert van Gulik Oosterse talen aan de Rijsuniversiteit Leiden en werd sinoloog. Hij promoveerde daarna op 24-jarige leeftijd in Utrecht op Hayagriva, een tantristische godheid met paardenhoofd in China en Japan. Hij heeft een omvangrijk wetenschappelijk oeuvre nagelaten waaronder boeken over de meest uiteenlopende onderwerpen, zoals over Chinese inktstenen, de zevensnarige Chinese luit en over Chinese schilderkunst, zijn magnum opus. Als sinoloog heeft hij door zijn publicaties internationale bekendheid gekregen, recent ook weer in China waar een Chinese vertaling van zijn biografie is uitgekomen. Zijn wetenschappelijke bibliotheek met een bijzondere collectie van Chinese werken is opgenomen in de ‘Robert van Gulik-kamer’ van de Universiteitsbibliotheek Leiden. Deze kamer werd in 2014 bezocht door een cameraploeg van de Chinese televisiezender cctv voor een documentaire over de sinologen die wereldwijd het meest hebben bijgedragen aan de bekendmaking van China en haar eeuwenoude cultuur in het westen.

Robert van Gulik begon zijn carrière als diplomaat in 1935 nadat hij door het ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag was aangenomen voor de buitenlandse dienst. Zijn eerste post was Tokio waar hij op de Nederlandse ambassade werkte in de spannende jaren voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in het Verre Oosten. Na enige tijd te zijn uitgeleend aan de British Intelligence Service waar hij geheim agent was, werd hij in 1943 aangesteld in Chongqing (Chungking), de oorlogshoofdstad van China, waar gedurende de Japanse bezetting van Beijing de Nederlandse ambassade was gevestigd. Daar trouwde hij met Shih-fang Shui, de dochter van een Chinese diplomaat uit een oude mandarijnenfamilie die onder de laatste keizerlijke dynastie diende op de Chinese gezantschappen in Parijs, Berlijn en Leningrad (zie inleiding Het spook in de tempel). Na Chongqing reisde het echtpaar Van Gulik de hele wereld over, waarbij Robert van Gulik verschillende functies vervulde in de Verenigde Staten, India, het Midden-Oosten, Maleisië, Japan en Korea afgewisseld met periodes in Den Haag. Hij overleed in 1967 als Nederlands ambassadeur in Tokio, dezelfde post waar hij in 1935 zijn diplomatieke carrière als tweede secretaris begonnen was.

Als schrijver is Robert van Gulik vooral bekend geworden door zijn Rechter Tie-detectiveromans. Rechter Tie (Di Renjie) was een historische Chinese rechter die leefde in de T’ang-dynastie (618–908). Robert van Gulik, zelf een groot liefhebber van detectiveromans, vond een boekje van een Chinese auteur uit de achttiende eeuw over deze beroemde rechter en de moordzaken die hij had opgelost. Hij vertaalde dit boek in het Engels en voorzag het van een inleiding waarin hij het eeuwenoude Chinese rechtssysteem uiteenzette en een beschrijving gaf van de traditionele Chinese misdaadroman. Met deze publicatie over de oorspronkelijke rechter Tie (later in het Nederlands vertaald als De vergiftigde bruid) wilde Robert van Gulik het Westen laten zien dat China zijn eigen detectivegenre had en zijn eigen Maigret of Sherlock Holmes, compleet met een Watson-figuur.

Aangespoord door de vele enthousiaste reacties die hij op zijn vertaling ontving, bracht Robert van Gulik de meesterdetective uit de T’ang-dynastie weer tot leven in zijn zelfverzonnen Rechter Tie-misdaadromans. Hij plaatste deze verhalen tegen de achtergrond van de Ming-dynastie (1368–1644), een periode waarin het culturele en artistieke leven in China tot grote bloei was gekomen. Dit gaf hem meer mogelijkheden om het decor voor zijn verhalen te creëren; zo tekende hij zelf zijn illustraties in de Ming-stijl. In zijn Rechter Tie-mysteries combineerde Van Gulik zijn uitgebreide kennis van de oude Chinese cultuur en samenleving met een ingenieuze plot in een authentieke Chinese sfeer. Hij publiceerde tussen 1950 en 1967 zestien Rechter Tie-mysteries, die in negenentwintig talen over de hele wereld zijn verschenen. Recent is de hele serie ook in het Chinees uitgegeven, zodat men in China kan genieten van nieuwe verhalen over hun nu wereldberoemde rechter Tie.

De drie levens van Robert van Gulik als sinoloog, diplomaat en schrijver van detectiveromans waren nauw met elkaar verweven. Zijn kennis van de oude Chinese cultuur en misdaadliteratuur en zijn verblijf in vele landen in het Verre Oosten vormden een voortdurende inspiratie voor zijn Rechter Tie-romans die hij schreef naast zijn diplomatenbestaan als een vorm van afleiding. Het verbindende element in zijn drie levens was onmiskenbaar een fascinatie voor China en de verschillende culturen in het Verre Oosten. Waar kwam die fascinatie van deze in Zutphen geboren Nederlander vandaan?

Robert van Gulik bracht een deel van zijn vroege jeugd door in voormalig Nederlands-Indië. Zijn vader was arts en als officier van gezondheid verbonden aan het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger. Hij werd in 1915 uitgezonden naar Batavia waar het gezin Van Gulik enige jaren verbleef. Robert bezocht daar de lagere school en genoot van het buitenleven en een ware menagerie van dieren die zij rond het huis hadden. Al gauw werd hij gegrepen door de Chinese tekens die hij op de uithangborden en rolschilderingen in de Chinese wijken zag en ook door de geheimzinnige Chinese tempels met de grote wierookbranders en godenbeelden. Hij tekende met een stokje de Chinese karakters na in het zand waarbij hij door welwillende omstanders werd geholpen met de betekenis van de tekens. Hier werd de basis gelegd voor een levenslange bezieling met het voor hem toen nog mysterieuze China. Hij ontwikkelde als schooljongen ook een passie voor de wajang, het eeuwenoude Javaanse schimmenspel, verzamelde wajangpoppen en schreef op tienjarige leeftijd een uitgebreide verhandeling in folioformaat over de goden die in het wajangspel ten tonele werden gevoerd. Dit boek illustreerde hij met minutieus getekende platen van de verschillende wajanghelden die in de oeroude verhalen werden bezongen. In het voorwoord schreef hij: ‘Alles wat in dit boek is opgetekend, is volkomen waar.’

Dit adagium bleef Robert van Gulik in zijn latere leven trouw en geldt ook voor veel elementen in zijn Rechter Tie-detectiveromans, met uitzondering natuurlijk van de gebeurtenissen in de plots die hij zelf verzonnen had. De beschrijving van het oude Chinese rechtssysteem en de volmachten en beperkingen die een magistraat-rechter in de T’ang-dynastie had, berustten op gedegen literatuuronderzoek. Zo had hij verslagen bestudeerd van de lijfstraffen die verdachten tijdens hun ondervraging in het gerechtshof ondergingen; een verdachte kon namelijk alleen worden veroordeeld als hij of zij schuld had bekend. Het contact tussen rechter Tie en zijn helpers en personen uit alle lagen van de Chinese burgerij geven een getrouw beeld van het stedelijk leven in het oude China. In Het rode paviljoen, dat zich afspeelt op Paradijseiland waar gokpaleizen en prostitutie de boventoon voeren, komt rechter Tie in aanraking met de Bloemenkoningin, de courtisane van het jaar, verkozen om haar schoonheid en artistieke kunsten. We lezen, misschien met enige verbazing, hoe de prostitutie in de T’ang-dynastie was gereguleerd door middel van geregistreerde bordelen en wettelijke bepalingen waar de bordeelhouders op moesten toezien. De courtisanes en prostituees waren in verschillende rangen verdeeld al naar gelang reputatie en opleiding, maar alleen de Bloemenkoningin had – klein detail – het voorrecht een klant af te wijzen, hoe voornaam hij ook was. Een uitgebreide uiteenzetting over deze prostitutiecultuur staat in het door Van Gulik geschreven standaardwerk over het seksuele leven in het oude China (Sexual Life in Ancient China, Brill, Leiden, 1961)

Robert van Gulik had ook nog een vierde leven, namelijk als echtgenoot van Shih-fang Shui en vader van vier kinderen. De meeste Rechter Tie-romans schreef hij in de periode waarin hij ambassadeur was in achtereenvolgens Beiroet, Kuala Lumpur en wederom in Tokio. Het rode paviljoen schreef hij volgens zijn eigen aantekeningen in Kuala Lumpur in precies een maand, van 22 maart tot 22 april 1959. Daarna volgden De parel van de keizer en Moord in Canton, ook geschreven in Kuala Lumpur. Ik woonde in die periode met mijn zus Pauline bij mijn ouders en we zaten op een internationale lagere school. Onze twee broers, Willem en Pieter, zaten op kostschool in Nederland en kwamen voor de grote vakanties over. We woonden in een residentiële wijk in een huis omgeven door een tropische tuin waarin onze huisvriend, de gibbon, zijn eigen boom had (zie inleiding Vijf gelukbrengende wolken). Mijn vader was altijd bezig met zijn werk op de ambassade, zijn wetenschappelijk onderzoek en natuurlijk zijn Rechter Tie-romans. Toch had hij daarnaast alle tijd voor ons en voor zijn vrienden. ’s Middags ontmoetten wij elkaar regelmatig bij het openluchtzwembad van de Lake Club en ’s avonds gingen we vaak naar de film, meestal griezelfilms, of naar een Chinees theater met veel spektakel. Een belangrijk deel van de Maleisische bevolking was, en is nog steeds, Chinees en in Kuala Lumpur zijn Chinese tempels, ontelbare Chinese winkels, restaurants en theaters te vinden. Deze Chinese omgeving vormde een ideale voedingsbodem voor nieuwe lotgevallen van rechter Tie. We gingen wel eens met mijn ouders mee naar een diner bij Chinese vrienden van hen, diners waar in mijn beleving geen einde aan kwam. Gerecht na gerecht werd op tafel gezet, zoals ook tijdens de diners waaraan rechter Tie deelneemt. Thuis gekomen gingen wij slapen, maar mijn vader ging dan naar zijn werkkamer. In het rode paviljoen was namelijk een jonge vrouw dood aangetroffen. Alleen het ratelen van zijn typemachine was dan nog hoorbaar.


© Erven R.H. van Gulik