/rechter_tie/inleidingen Rechter Tie / Robert van Gulik

Alle teksten en illustraties uit het werk van Robert van Gulik
zijn © Erven R.H. van Gulik

Inleidingen bij de Rechter Tie-verhalen — Thomas van Gulik

De parel van de keizer

Onder de straatnaam op het bordje van de Robert van Guliklaan in Zutphen staat ‘R.H. van Gulik, sinoloog’. De straat is genoemd naar de Nederlandse Chinakenner, diplomaat en schrijver die op 9 augustus 1910 in Zutphen werd geboren en wereldfaam verwierf met zijn Rechter Tie-detectivereeks. Magistraat Tie was in het oude China behalve rechter ook burgemeester en hoofd van de politie belast met het opsporingswerk. Bijgestaan door zijn vier assistenten loste deze scherpzinnige rechter de meest ingewikkelde moordzaken op. Het jonge lezerspubliek kent de Rechter Tie-romans misschien alleen uit de boekenkast van hun ouders of zelfs grootouders. Tijd dus voor een nieuwe uitgave. De complete serie van deze ‘klassiekers’ in de misdaadliteratuur is in 2015 opnieuw uitgebracht door Overamstel uitgevers.

Robert van Gulik studeerde sinologie in Leiden en promoveerde in Utrecht op een proefschrift over Hayagriva, een tantristische paardengod in China en Japan. Hij werd op 24-jarige leeftijd aangenomen voor de buitenlandse dienst bij het ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag. Als kenner van het Verre Oosten werd hij in mei 1935 uitgezonden naar zijn eerste post op de Nederlandse ambassade in Tokio, in de woelige tijden voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in het Verre Oosten. In een antiquariaat in Tokio vond hij een curieus Chinees boekje uit de achttiende eeuw over een legendarische Chinese rechter, rechter Tie (Di Renjie). Deze verhalenbundel beschrijft hoe de rechter en meesterspeurder Tie, die zelf in de T’ang-dynastie (618–908) leefde, drie ingewikkelde moordzaken oplost.

Robert van Gulik, zelf een groot liefhebber van detectiveromans, vertaalde deze originele Chinese misdaadroman in het Engels. Hij publiceerde zijn vertaling (Dee Goong An; Three Murder Cases Solved by Judge Dee) in 1949 in een beperkte oplage van vijfhonderd [sic; 1200] gesigneerde exemplaren. In het voorwoord van dit boek beschrijft hij alle kenmerken van de klassieke Chinese detectiveroman en zet hij het eeuwenoude Chinese rechtssysteem uiteen, compleet met de lijfstraffen en vormen van doodstraf waaraan een veroordeelde onderworpen kon worden. Met zijn vertaling wilde Van Gulik het Westen laten zien dat China zijn eigen detectivegenre had, en met hun volksheld rechter Tie hun eigen Maigret of Sherlock Holmes. Dit boek over de historische rechter Tie is pas in 1982 in een Nederlandse vertaling van Janwillem van de Wetering verschenen (De vergiftigde bruid).

Rechter Tie werd ook de held van Robert van Gulik, want aangespoord door de vele enthousiaste reacties die hij op zijn vertaling ontving, kwam hij op het idee zelf nieuwe verhalen te schrijven waarin deze scherpzinnige rechter centraal stond. In zijn zelfverzonnen Rechter Tie-misdaadromans bracht hij de meesterspeurder uit de T’ang-dynastie weer tot leven. Hij plaatste zijn verhalen in de Ming-dynastie (1368–1644); een periode waarin het culturele en artistieke leven in China tot grote bloei was gekomen. Dit gaf hem meer mogelijkheden om de omgeving voor zijn verhalen te creëren. Zo voorzag hij zijn romans van zelfgetekende illustraties in de oud-Chinese stijl van de Ming-dynastie. De afbeelding van rechter Tie met zijn rechterskap en lange baard is het beeldmerk geworden van zijn Rechter Tie-misdaadverhalen.

Als sinoloog had Robert van Gulik een uitgebreide kennis van de Chinese cultuur en geschiedenis en hij deed altijd nog extra onderzoek voor zijn Rechter Tie-verhalen. Daarmee kregen zijn Rechter Tie-mysteries een authentieke Chinese sfeer gebaseerd op feiten en originele beschrijvingen van de Chinese maatschappij in de zeventiende eeuw. Zo kunnen wij terloops (in Moord in Canton) lezen dat de Chinezen in die tijd hun tanden poetsten met een takje zoethout waarvan het eind tot een kwast was uitgevezeld. Door zijn belangstelling voor rechter Tie en het Chinese strafrecht kwam Van Gulik ook op het spoor van een Chinees handboek voor rechter-magistraten uit de dertiende eeuw dat hij in het Engels vertaalde (Parallel Cases from under the Pear-Tree, Leiden, 1956). Een aantal originele misdaden die in dit boek worden beschreven gebruikte hij in de plots van zijn eigen Rechter Tie-romans, wat hij in zijn nawoord toelichtte. Als diplomaat werd hij niet alleen naar landen in het Verre Oosten uitgezonden, maar ook naar Afrika, de Verenigde Staten, India en het Midden-Oosten. Wat hij daar zag en beleefde vormde een voortdurende inspiratie voor de plots van zijn Rechter Tie-romans.

Robert van Gulik schreef tussen 1950 en 1967 zestien Rechter Tie-mysteries. Rechter Tie’s eerste post is Foe-lai en vandaar wordt hij overgeplaatst naar Mien-yuan. Na twee jaar vertrekt hij naar Kao-yang en daarna naar het stadje Lan-fang. De Rechter Tie-serie is in negenentwintig talen over de hele wereld uitgegeven en inmiddels zijn er miljoenen exemplaren van verkocht.

In Nederland werd de Rechter Tie-detectivereeks tussen 1956 en 1964 voor het eerst uitgebracht door uitgeverij W. van Hoeve in Den Haag. Op het omslag van ieder deel staat het logo ‘Rechter Tie Mysteries’ en een tekening uit het boek. Van 1979 tot 1980 is de gehele serie opnieuw uitgebracht door Elsevier waarbij misdaadschrijver Janwillem van de Wetering ieder deel voorzag van een inleiding. Van 1989 tot 2005 verschenen er nieuwe uitgaven bij De Boekerij. Een overzicht van alle 192 Nederlandse uitgaven is te vinden op www.rechtertie.nl/databases/rtd/index. Nu is er deze editie van Overamstel uitgevers, waarbij de boeken dezelfde vorm hebben behouden en dezelfde kenmerkende tekeningen. Ook bevat de nieuwe editie het nawoord van de auteur waarin hij verschillende inhoudelijke aspecten van de roman belicht. De teksten hebben wel een grondige opknapbeurt ondergaan; hard nodig, want de oorspronkelijk door Van Gulik in het Engels geschreven Rechter Tie-romans werden zestig jaar geleden in het Nederlands vertaald. Rechter Tie zegt nu in plaats van gij en altoos, gewoon u en altijd.

Mijn vader was altijd nauw betrokken bij de publicatie van zijn boeken. Hij adviseerde zijn uitgevers over vorm en uitvoering en ontwierp het omslag vaak zelf. Hij schreef in twee tot drie maanden een Rechter Tie-roman, maar zijn uitgever in Londen wilde niet meer dan twee titels per jaar uitbrengen op de Engelse markt. Dat ging Van Gulik niet snel genoeg en in de tijd dat hij Nederlands ambassadeur in Kuala Lumpur was bracht hij in eigen beheer drie in het Engels geschreven Rechter Tie-boeken uit. Hij had een ondernemende lokale drukker gevonden, Art Printing Works, die alleen nog ervaring had met het drukken van bioskoopkaartjes en brochures. Samen met deze drukker ontwierp hij het omslag en bepaalde de vorm en zelfs de lettertypen in het boek. Deze ‘eerste’ drukken waren een groot succes op de internationale markt in Zuidoost-Azië en zijn nu collector’s items. Ook hield hij zich op een creatieve manier bezig met de Rechter Tie-stripverhalen en bracht met tekenaar Frits Kloezeman verschillende stripverhalen uit die in bundels zijn gepubliceerd (Loeb, Boumaar) of als serie die in verschillende Nederlandse dagbladen zijn uitgekomen.

Het schrijven, het maken van de tekeningen en het werken met uitgevers aan de uitvoering van zijn boeken was voor Van Gulik ontspanning naast zijn diplomatenbestaan en zijn wetenschappelijk onderzoek. In zijn autobiografische aantekeningen schrijft hij dat het werken aan zijn Rechter Tie-romans een essentieel deel van zijn leven geworden was, even noodzakelijk voor hem als zijn wetenschappelijk onderzoek. Zonder de wetenschap zou hij zijn diplomatieke carrière waar de zaken slechts van tijdelijke aard zijn, niet hebben kunnen voortzetten. Als onderzoeker was hij echter de slaaf van de feiten en moest hij zijn verbeelding in bedwang houden, terwijl hij als schrijver van een Rechter Tie-verhaal de onbetwiste meester van de feiten was en daardoor zijn fantasie de vrije loop kon laten.

De meeste Rechter Tie-romans schreef mijn vader in de periode waarin hij ambassadeur was in Beiroet, Kuala Lumpur en in Tokio, zijn laatste post. Een groot deel van mijn jeugd heb ik in die landen met rechter Tie doorgebracht. Ik herinner mij dat mijn vader voortdurend met de romans bezig was, hoewel hij er niet altijd over sprak. Hij kon overal door een persoon, gebouw of voorwerp een idee krijgen dat hij opschreef op kaartjes, die hij in een doos bewaarde. Hoe hij het voor elkaar kreeg weet ik niet, maar als we een beroemde Chinese tempel bezochten werd hij altijd door de hoogste abt ontvangen. Dat was vaak een obese man met een kaal hoofd en grote, uitpuilende ogen in een saffraangeel gewaad, zoals de monnik in Moord op het maanfeest of de abt van de boeddhistische tempel in Klokken van Kao-yang.

Ik heb mijn vaders boeken tijdens verschillende fasen van mijn leven gelezen en herlezen en ik ben er steeds meer in gaan ontdekken. Hoewel wij thuis niet een bepaalde geloofsovertuiging aanhingen, was mijn vader zeker beïnvloed door zijn diepgaande kennis van de oosterse religies. Een enkele keer kon hij zich door een opmerking van zijn spirituele kant laten zien. Ook in zijn boeken zegt zijn geesteskind rechter Tie dat hoewel voor de meeste bovennatuurlijke verschijnselen een verklaring kan worden gevonden, het bestaan van deze krachten niet kan worden uitgesloten. In de oude Chinese misdaadliteratuur waren bovennatuurlijke verschijnselen namelijk een populair element. Overigens was rechter Tie zelf als hoge ambtenaar in het oude China een overtuigd volgeling van het confucianisme, de staatsgodsdienst die op een stelsel van moralistische gedragsregels is gebaseerd. Rechter Tie moest niets hebben van het boeddhisme, dat hij beschouwde als een importartikel uit het barbaarse Westen (hiermee wordt India en Tibet bedoeld). Hij had wel enige waardering voor het taoïsme, met zijn mystieke beleving, veel symboliek en magische diensten. Janwillem van de Wetering heeft deze achtergronden in zijn inleidingen van de Rechter Tie-serie voor Elsevier op treffende wijze beschreven en ik ben het met hem eens dat mijn vader zich het meest tot de filosofie van het zenboeddhisme aangetrokken voelde (‘Zen is geen wijsbegeerte want zij begeert niets’, aldus Van de Wetering). De boeken lezen als psychologische thrillers en juist doordat de verhalen zich afspelen in een ver verleden in een voor het Westen onbekende cultuur, blijven de Rechter Tie-romans tijdloos.

De parel van de keizer speelt zich af in Kao-yang, waar rechter Tie na zijn ambtsperiode in Mien-yuan als districtsmagistraat was aangesteld. De hoofdpersonen rond de wrede moord van een jonge vrouw zijn antiquairs en antiekverzamelaars. Mijn vader, zelf een verwoed verzamelaar van Chinese kunst en antiek, kende deze wereld goed en bezocht Chinese antiquairs waar hij ook was. Hij vertelde eens dat hij op doorreis van Korea naar Tokio, waar hij op de Nederlandse ambassade werkte, bij een antiquair in Seoul een middelgrote, zittende boeddha van goudgelakt hout vond. De twee losse handen van zwartgeverfd hout pasten in de holten in beide armen. Hij verpakte de boeddha in krantenpapier en zette deze in de stoel naast hem in het vliegtuigje waarmee hij terug naar Tokio vloog. In het toestel zaten een aantal Amerikaanse militairen, die in een onbewaakt ogenblik voor de grap een pet op het hoofd van de boeddha zetten en een pijp door het krantenpapier in zijn mond staken. Terstond kwam het vliegtuig in zwaar weer terecht en de piloot had de grootste moeite het toestel onder controle te houden. De toorn van Boeddha was opgewekt, legde mijn vader zijn medepassagiers uit, en om deze te bezweren verwijderde hij pet en pijp waarna de rust in de atmosfeer terugkeerde en het vliegtuig veilig zijn bestemming bereikte.

De boeddha, die op een Chinese, ebbenhouten altaartafel stond, behoorde tot de vaste objecten in mijn vaders bibliotheek. Hij overzag de werkkamer, de lippen geplooid in een vage, serene glimlach, gelijk aan die van de Riviergodin in de kleine tempel in Kao-yang uit De parel van de keizer. Ik maakte wel eens mijn huiswerk in mijn vaders werkkamer terwijl ik op een groot blauw tapijt lag met daarin figuren geweven van draken met vijf klauwen, het symbool van de keizer van China dat alleen in het keizerlijk paleis mocht worden uitgebeeld. Het tapijt had ooit in een van de paleiskamers van de Verboden Stad in Beijing gelegen. Opkijkend naar het met goudlak gepatineerde boeddhabeeld verwonderde ik mij over de handen van de boeddha die loszaten en vroeg mij af in welke positie deze waren gedraaid. In De parel van de keizer lost rechter Tie het oude raadsel van een ooit in het keizerlijk paleis verdwenen zeldzame parel op met behulp van een losse hand van een boeddhabeeld — precies als de boeddha uit mijn jeugd.


© Erven R.H. van Gulik