Inleidingen bij de Rechter Tie-verhalen — Thomas van Gulik
Labyrint in Lan-fang Jan Wolkers bezocht in 1979 de tentoonstelling ‘Aziatische kunst in particulier bezit’ in het Rijksmuseum te Amsterdam. Hij werd getroffen door een veertiende-eeuws schilderij van de Chinese schilder Sun Chün-Tse, getiteld Tung-Fang Shuo steelt de perzik van onsterfelijkheid. Het tafereel en de titel maakten zoveel indruk op hem dat hij zijn volgende roman vernoemde naar dit schilderij: De perzik van onsterfelijkheid, uitgekomen in 1980. De hoofdpersoon in Wolkers’ boek, Ben Ruwiel, zou de perzik van onsterfelijkheid wel willen stelen. Het schilderij, met nog een aantal andere rolschilderingen, was afkomstig uit de collectie van Robert van Gulik (1910–1967), de sinoloog, diplomaat en schrijver die met zijn Rechter Tie-misdaadverhalen wereldfaam verwierf. Na zijn studie sinologie in Leiden en promotie in Utrecht trad Robert van Gulik in dienst van het ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag. Gezien zijn kennis van de Oosterse talen werkte hij geruime tijd op de Nederlandse ambassades in China en Japan. Hij was een verwoed verzamelaar van Chinese kunst en literatuur en kende in welke stad hij ook op de wereld was alle antiquairs en kunsthandelaars. In een antiquariaat in Tokio vond hij een curieus Chinees boekje uit de achttiende eeuw over een legendarische Chinese rechter, rechter Tie (Di Renjie). Deze verhalenbundel beschrijft hoe de rechter en meesterspeurder Tie, die zelf in de T’ang-dynastie (618-908) leefde, drie ingewikkelde moordzaken oplost. Robert van Gulik, zelf een groot liefhebber van detectiveromans, vertaalde deze originele Chinese misdaadroman in het Engels (later in het Nederlands vertaald als De vergiftigde bruid). Met zijn vertaling wilde hij het Westen laten zien dat China zijn eigen detectivegenre had, en met zijn volksheld rechter Tie zijn eigen Maigret of Sherlock Holmes. Rechter Tie werd ook de held van Robert van Gulik, want een paar jaar later bracht hij, aangespoord door de vele enthousiaste reacties die hij op zijn vertaling ontving, de meesterdetective uit de T’ang-dynastie weer tot leven in zijn zelfverzonnen Rechter Tie-misdaadromans. Hij plaatste deze verhalen in de Ming-dynastie; een periode waarin het culturele en artistieke leven in China tot grote bloei was gekomen. Dit gaf hem meer mogelijkheden om de omgeving voor zijn verhalen te creëren. In zijn Rechter Tie-mysteries maakt Robert van Gulik de lezer deelgenoot van zijn diepgaande kennis van de Chinese cultuur en geschiedenis. Een ingenieuze plot in een authentieke Chinese sfeer, geschreven volgens de regels van de westerse detectiveroman, vormen het succes van de Rechter Tie-detectiveserie. Iedere roman bevat een nawoord met een wetenschappelijke verantwoording, waarin Robert van Gulik het oude Chinese rechtssysteem beschrijft en de omstandigheden toelicht die betrekking hebben op het verhaal. Naast zijn diplomatieke werk bleef Robert van Gulik actief als sinoloog. Hij verdiepte zich in de oude Chinese rechtspraak door zijn belangstelling voor rechter Tie en vertaalde een Chinees handboek voor rechter-magistraten uit de dertiende eeuw in het Engels (Parallel Cases from under the Pear-Tree, Leiden, 1956). De misdaden die in dit boek worden opgelost vormden een bron van inspiratie voor de plots van zijn eigen Rechter Tie-romans. Zijn wetenschappelijke werk strekte zich uit tot de meest uiteenlopende onderwerpen, van Chinese inktstenen tot de zevensnarige Chinese luit. Zijn opus magnum was evenwel een omvangrijk werk over Chinese schilderkunst en de technische aspecten daarvan (Chinese Pictorial Art as Viewed by the Connoisseur, Rome, 1958). Robert van Gulik schreef zijn Rechter Tie-mysterie Labyrint in Lan-fang in 1950, tijdens zijn tweede periode op de Nederlandse ambassade in Tokio. Zoals bij de meeste Rechter Tie-romans het geval was, schreef hij het oorspronkelijke manuscript in het Engels (The Chinese Maze Murders). Hij voorzag het boek van zelfgetekende illustraties in de stijl van de Ming-dynastie. Het boek werd door een bevriende Japanse sinoloog in het Japans vertaald en aangeboden aan een uitgever in Tokio. Deze wilde het wel uitgeven, maar alleen met een naakte vrouw op het omslag, omdat het boek dan beter zou verkopen. Van Gulik kende geen voorbeelden van erotische kunst in China, maar hij legde deze vraag voor aan verschillende boekhandelaren en antiquairs in China en Japan. Tot zijn verbazing kreeg hij een reactie van een boekhandelaar in Shanghai die een erotisch Ming-album had gevonden. Een antiekhandelaar in Kyoto antwoordde dat hij de originele drukblokken van een soortgelijk Ming-album kon aanbieden. Robert van Gulik concludeerde dat er in het China van de vijftiende en zestiende eeuw wel degelijk een vorm van erotische kunst had bestaan. Hij tekende aldus geheel in Ming-stijl een naakte vrouw voor het omslag van de Japanse uitgave van Labyrint in Lan-fang (zie de afbeelding ‘Zwarte Orchidee in het bad verrast’, op pagina 239), het originele voorbeeld zou hij nog in vele illustraties voor zijn Rechter Tie-romans navolgen. Op deze manier kwam hij op het spoor van de toen nog onbekende erotische cultuur in de Ming-dynastie, en hij wijdde daar een diepgaande studie aan. Het resultaat was een verhandeling over het erotische Ming-album dat hij gevonden had, waaraan hij de prenten toevoegde die hij had laten afdrukken van de originele drukblokken (Erotic Colour Prints of the Ming Period, Tokio, 1951). Dit met de hand geschreven manuscript werd in een beperkte oplage verspreid en alleen ter beschikking gesteld van een vijftigtal universiteitsbibliotheken. De drukblokken schaafde Van Gulik daarna af. Zijn volgende wetenschappelijke werk handelde over het seksuele leven in het oude China (Sexual Life in Ancient China, Leiden, 1961), waarin hij met het oog op discretie de expliciete passages in het Latijn schreef. Beide publicaties gelden tot op heden als de standaardwerken op dit gebied. Zijn bezigheden als diplomaat, wetenschapper en schrijver van detectiveromans waren op deze manier nauw met elkaar verweven met een hoge mate van synergie. Labyrint in Lan-fang behoort tot de eerste serie van vijf Rechter Tie-romans (zie de inleiding van Fantoom in Foe-lai). Deze waren in de traditionele stijl van de Chinese misdaadroman geschreven, met een groot aantal hoofdpersonen en bijfiguren. In Labyrint in Lan-fang is zoals gebruikelijk een plattegrond bijgevoegd waarop de in het verhaal voorkomende locaties in de stad worden aangegeven. Lan-fang bevond zich in het noordwesten van China (regio Xinjiang) bij de grens met het gebied van de Oeigoeren, een regio die ook al in de tijd van rechter Tie aan spanningen onderhevig was. De drie moorden die in het verhaal worden opgelost ontleende Van Gulik aan drie gevallen die in het eerder genoemde dertiende-eeuwse handboek voor rechter-magistraten Parallel Cases under the Pear-Tree zijn beschreven. Ze zijn dus echt gebeurd. Mijn vader had vaak kunstliefhebbers en vrienden op bezoek met wie hij de rolschilderingen uit zijn collectie bekeek en besprak. De opgerolde schilderingen waren netjes opgeborgen in de lades van een Chinese kast waar ze maar weinig ruimte in beslag namen, wat met Westerse schilderijen niet mogelijk zou zijn. Het waren in mijn beleving eindeloze sessies waarin de ene na de andere rolschildering op de muur werd uitgehangen, uitgebreid bediscussieerd, en weer opgerold. Ik mocht helpen bij het oprollen van de schilderingen, maar vond het nog best moeilijk om dat gelijkmatig te doen. De rolschildering Tung-Fang Shuo steelt de perzik van onsterfelijkheid zal ongetwijfeld ook langsgekomen zijn, samen met verschillende in ijle kleuren geschilderde Chinese berglandschappen; maar er was één berglandschap dat de sleutel bevatte tot het weerzinwekkende geheim van het labyrint in Lan-fang. © Erven R.H. van Gulik |