/rechter_tie/inleidingen Rechter Tie / Robert van Gulik

Alle teksten en illustraties uit het werk van Robert van Gulik
zijn © Erven R.H. van Gulik

Inleidingen bij de Rechter Tie-verhalen — Thomas van Gulik

Het wilgenpatroon

De Chinese hoofdstad Beijing is een stad vol contrasten. In deze moderne metropool ligt het Tienanmenplein, het symbool van de staat, waar Mao Zedong op 1 oktober 1949 de Volksrepubliek China uitriep. Het plein ontleent zijn naam aan de monumentale poort Tienanmen, de Poort van de Hemelse Vrede, die toegang gaf tot de daarachter gelegen Keizerlijke Stad. Daarbinnen bevindt zich het keizerlijk paleis, de Verboden Stad, waar de keizers van China eeuwenlang het immense ‘Rijk van het Midden’ bestuurden. De Poort van de Hemelse Vrede vormt de verbinding tussen de eeuwenoude cultuur van China en de moderne geschiedenis. De magistraat en meesterspeurder rechter Tie wordt in de tweede helft van zijn carrière tot president van het hooggerechtshof in de hoofdstad benoemd en gaat dan deel uitmaken van het paleishof van de keizer.

Robert van Gulik, geboren in Zutphen in 1910, studeerde sinologie in Leiden en Utrecht. Na zijn promotie trad hij op 24-jarige leeftijd in dienst van het ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag. Aangezien hij vloeiend Oosterse talen had leren spreken en schrijven, werd hij als diplomaat voornamelijk uitgezonden naar landen in het Verre Oosten, maar hij bekleedde ook posten in de Verenigde Staten, India en het Midden-Oosten. Hij overleed in 1967 als Nederlands ambassadeur in Tokio. Gedurende zijn diplomatieke leven heeft hij zijn wetenschappelijke werk als sinoloog voortgezet en verschillende boeken gepubliceerd over de meest uiteenlopende onderwerpen uit de Chinese kunst en cultuur. Hij kreeg vooral internationale bekendheid door zijn Rechter Tie-misdaadromans die over de hele wereld in 29 talen zijn gepubliceerd.

In de romanreeks van Robert van Gulik begint de jonge rechter Tie als magistraat in Foe-lai, een havenstad aan de noordoostkust van China nabij de onrustige grens met Korea. Als magistraat stond hij aan het hoofd van een district, de kleinste eenheid in het oude Chinese bestuurssysteem. Behalve rechter was hij ook burgemeester en hoofd van de politie belast met het opsporingswerk. Als districtsbestuurder was hij voor het volk de ‘vader en moeder-ambtenaar’, toegankelijk voor iedereen, ongeacht afkomst, rang of stand. Na Foe-lai wordt rechter Tie door Van Gulik geplaatst in Mien-yuan en Kao-yang. Ten slotte komt hij in Ning-tsjo terecht, waar hij op scherpzinnige wijze en op gevaar bij een verkeerd oordeel als rechter zelf op het schavot te eindigen, drie weerzinwekkende moorden op weet te lossen. Alom geprezen en geroemd wordt hij per keizerlijk decreet bevorderd tot de eervolle positie van president van het hooggerechtshof in Beijing en treedt daarmee toe tot de groep van directe adviseurs van de verheven keizer. In Het wilgenpatroon wordt de hoofdstad door een noodlottige pestepidemie getroffen. De keizer en zijn hofhouding hebben hun toevlucht in de bergen gezocht en rechter Tie blijft achter om als gouverneur van de ontredderde stad op te treden.

Rechter Tie (Di Renjie) was een historische magistraat die leefde in de T’ang-dynastie (618–908), een meesterspeurder die beroemd was om de scherpzinnige wijze waarop hij de meest ingewikkelde moordzaken wist op te lossen. Robert van Gulik, zelf een groot liefhebber van detectiveromans, vond een boekje van een Chinese auteur uit de achttiende eeuw over deze legendarische rechter en de moordzaken die hij had opgelost. Hij vertaalde dit boek in het Engels en voorzag het van een inleiding waarin hij een beschrijving gaf van de traditionele Chinese misdaadroman en het eeuwenoude Chinese rechtssysteem. Met deze publicatie over de oorspronkelijke rechter Tie (later in het Nederlands vertaald als De vergiftigde bruid) wilde Robert van Gulik het Westen laten zien dat China zijn eigen detectivegenre had en zijn eigen Maigret of Sherlock Holmes.

Aangezet door de vele enthousiaste reacties die hij op zijn vertaling ontving, bracht Robert van Gulik de meesterdetective uit de T’ang-dynastie weer tot leven in zijn zelfverzonnen Rechter Tie-misdaadromans. Hij plaatste deze verhalen tegen de achtergrond van de Ming-dynastie (1368_1644), een periode waarin het culturele en artistieke leven in China tot grote bloei was gekomen. Dit gaf hem meer mogelijkheden om het decor voor zijn verhalen te creëren. In zijn Rechter Tie-mysteries combineerde Van Gulik zijn uitgebreide kennis van de oude Chinese cultuur en samenleving met een ingenieuze plot in een authentieke Chinese sfeer.

Van Guliks fascinatie voor het Verre Oosten vindt zijn oorsprong in zijn jeugd die hij voor een deel doorbracht in voormalig Nederlands-Indië. Zijn vader was arts en was op Batavia als officier van gezondheid verbonden aan het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger. Als schooljongen werd Robert geboeid door de Chinese tekens die hij op de uithangborden en rolschilderingen in de Chinese wijken zag en door de geheimzinnige Chinese tempels met de grote wierookbranders en godenbeelden. Hij tekende met een stokje de Chinese karakters na in het zand. Zijn vader had een uitgebreide verzameling antiek Chinees, blauw-wit porselein waarin hij in de fijne beschilderingen dezelfde tekens en voorstellingen herkende. Ongetwijfeld was daar ook een Chinese bloemenvaas bij met het bekende motief van het wilgenpatroon. Op dit in blauw geschilderde landschap is aan het water een landhuis te zien met een rij treurwilgen, met daartussenin op een brug drie figuurtjes.

Robert van Gulik schreef Het wilgenpatroon in 1963 in Den Haag, na zijn ambtsperiode in Kuala Lumpur waar hij van 1959 tot 1962 Nederlands ambassadeur in Maleisië was. Zoals gebruikelijk bij Buitenlandse Zaken volgde na een post in het buitenland een termijn van een aantal jaren op een afdeling van het ministerie in Den Haag. Wij woonden in die periode in de Ten Hovestraat in het Haagse Statenkwartier. In Kuala Lumpur hadden we gibbons als huisdieren (zie inleiding Vijf gelukbrengende wolken) en ook in de Ten Hovestraat hadden wij apen: een kapucijnaapje met een pluimstaart en een huzaaraap die een kamer bewoonden op de bovenste verdieping aan de voorzijde van het huis. De spelende apen voor het raam waren een bekend schouwspel in de straat waar menig voorbijganger voor bleef stilstaan.

In Het wilgenpatroon treedt de poppenspeler Yuan op, met op zijn schouder een aapje met een lange pluimstaart die hij telkens om de nek van Yuan sloeg. Niet alleen het aapje, maar ook de poppenspeler baseerde mijn vader op een bestaand figuur. Hij was bevriend met Don Vermeire, een beroepspoppenspeler van het eerste uur die regelmatig voorstellingen gaf in Den Haag. We gingen wel eens naar zijn huis gelegen tussen Den Haag en Wassenaar, dat eigenlijk een oude bunker was, een overblijfsel van de Tweede Wereldoorlog. Samen hadden ze plannen om een Rechter Tie-poppenspelserie te maken: mijn vader zou het script schrijven en Vermeire het poppenspel uitvoeren. Mijn vader had als schooljongen al een passie voor de wajang, het eeuwenoude Javaanse schimmenspel. Hij verzamelde wajangpoppen, maakte een studie van de wajanggoden en gaf thuis zelf ook wajangvoorstellingen. De poppenspelserie van rechter Tie is er nooit van gekomen, het is gebleven bij een voorstelling van Yuan in Het wilgenpatroon.

Als sinoloog baseerde Robert van Gulik zijn Rechter Tie-verhalen op gedegen onderzoek en feiten uit de Chinese literatuur. In zijn nawoord achter in dit boek geeft hij een beschouwing over het wilgenpatroon, een in het westen bekend siermotief op Chinees porselein. Het motief blijkt niet oorspronkelijk uit China te komen, maar is in de achttiende eeuw in Engeland ontworpen naar Chinese voorbeelden. Nu kunnen ook Chinese lezers hiervan kennisnemen, want de gehele Rechter Tie-detectivereeks is recent in een Chinese vertaling uitgekomen. Hun held en meesterspeurder rechter Tie is op die manier terug, in een nieuwe serie spannende misdaadverhalen.

De drie levens van Robert van Gulik als sinoloog, diplomaat en schrijver van detectiveromans waren nauw met elkaar verbonden. Voor zijn Rechter Tie-romans putte hij inspiratie uit zijn omgeving (of hij nu verbleef in het Verre Oosten of in Den Haag), de mensen die hij ontmoette en de Chinese kunstvoorwerpen waarmee hij zich omringde. Na een dag op de ambassade was het schrijven aan een Rechter Tie-roman voor hem een vorm van ontspanning. Hij tekende graag en al zijn Rechter Tie-verhalen voorzag hij van zelfgemaakte pentekeningen ontworpen in de stijl van de Chinese boekillustraties uit de Ming-dynastie. Zelfs de naakte vrouwen uit zijn illustraties waren authentiek en ontleende hij aan erotische literatuur uit dezelfde periode (zie inleiding Klokken van Kao-yang). Voor Het wilgenpatroon heeft hij zestien illustraties getekend, de eerste van een bloemenvaas met erop het wilgenpatroon. Rechter Tie vindt deze in scherven naast een dode man; was de bloemenvaas hier als moordwapen gebruikt?


© Erven R.H. van Gulik