Inleidingen bij de Rechter Tie-verhalen — Thomas van Gulik
Meer van Mien-yuan In de Mugar Memorial Library van de Harvard University in Boston bevindt zich de Robert van Gulik-collectie. In dit documentatiecentrum, dat zich ten doel stelt het bibliografisch materiaal van internationaal bekende schrijvers en dichters te verzamelen en voor onderzoek toegankelijk te maken, zijn biografische aantekeningen, originele manuscripten en persoonlijke notities te vinden die de schrijver zelf aan de universiteitsbibliotheek voor dit doel ter beschikking heeft gesteld. In een van de archiefdozen bevindt zich een door Robert van Gulik geschreven relaas over zijn Rechter Tie-misdaadromans, in het Engels bekend als de ‘Judge Dee mysteries’. Hij vertelt hoe hij ertoe gekomen is deze misdaadromans te schrijven, hoe de serie verhalen is opgebouwd, onder welke omstandigheden de verschillende delen zijn geschreven en wat vooral interessant is: wat hij zelf van bepaalde titels vond. De collectie in Boston, die voor iedereen toegankelijk is, vormt een rijke bron van informatie over de schrijver, zijn leven en zijn Rechter Tie-misdaadserie (www.bu.edu/library/mugar-memorial). Robert van Gulik (1910–1967) werd geboren in Zutphen en studeerde sinologie in Leiden. Na zijn promotie in Utrecht op de paardencultus in China en Japan werd hij op 24-jarige leeftijd aangenomen voor de buitenlandse dienst bij het ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag. Met een diplomatieke carrière in het vooruitzicht vertrok hij op 3 mei 1935 naar zijn eerste post op de Nederlandse ambassade in Tokio. Omdat hij vloeiend Japans sprak en in Tokio contacten aanbond met vooraanstaande Japanners kon hij beschikken over belangrijke informatie waar westerse diplomaten geen toegang toe hadden. Hij stuurde waardevolle rapporten naar Den Haag over de politieke situatie in Japan en China in de spannende jaren voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog, waardoor hij al gauw de status van Verre-Oostendeskundige kreeg. Met de Japanse aanval op Pearl Harbour in 1941 brak in het Verre Oosten de Tweede Wereldoorlog uit. Na de oorlogsverklaring aan Japan werden alle geallieerde ambassades in Tokio ontruimd en de westerse vertegenwoordigers uitgewisseld. Alle diplomaten werden geëvacueerd en ingescheept op het stoomschip Tatsuta Maru dat in de haven van Yokohama klaar lag. Het was hun toegestaan slechts één koffer mee te nemen. Robert van Gulik pakte een paar Chinese boekjes uit zijn werkkamer en propte deze in zijn koffer. Een van deze boeken was een misdaadroman uit de achttiende eeuw met als speurder de legendarische Chinese rechter Tie (Di Renjie), die drie moordzaken oplost. Deze verhalenbundel beschrijft hoe de meesterspeurder die in de T’ang-dynastie (618–908) leefde, drie ingewikkelde moordzaken oplost, bijgestaan door een aantal assistenten dat hem met het gerechtelijk onderzoek helpt. Robert van Gulik, zelf een groot liefhebber van detectiveromans, vertaalde deze originele Chinese misdaadroman in het Engels (later in het Nederlands vertaald als De vergiftigde bruid). Met zijn vertaling wilde hij het Westen laten zien dat China zijn eigen detectivegenre had en zijn eigen Maigret of Sherlock Holmes, compleet met een Watson-figuur. Aangespoord door de vele enthousiaste reacties die hij op zijn vertaling ontving, bracht Robert van Gulik de meesterdetective uit de T’ang-dynastie weer tot leven in zijn zelfverzonnen Rechter Tie-misdaadromans. Hij plaatste deze verhalen in de Ming-dynastie (1368–1644); een periode waarin het culturele en artistieke leven in China tot grote bloei was gekomen. Dit gaf Van Gulik meer mogelijkheden om de achtergrond voor zijn verhalen te creëren, zo tekende hij zelf zijn illustraties in de Ming-stijl. In zijn Rechter Tie-mysteries combineerde hij zijn uitgebreide kennis van de oude Chinese cultuur en samenleving met een ingenieuze plot in een authentieke Chinese sfeer. Zoals te lezen staat in zijn aantekeningen in de Mugar Memorial Library schreef Robert van Gulik zijn eerste versie van Meer van Mien-yuan in 1952, toen hij als ambassaderaad was verbonden aan de Nederlandse ambassade in New Delhi. Zoals bijna al zijn Rechter Tie-romans schreef hij ook deze in het Engels (The Chinese Lake Murders). De Brit Hilary Waddington, een goede vriend van Van Gulik die werkte voor de Indiase archeologische dienst, was ook dol op detectiveromans en las Meer van Mien-yuan mee. Hij tekende voor dit boek de bloemenboot en de plattegrond van deze boot, de enige tekeningen in alle Rechter Tie–romans die niet door de auteur zijn gemaakt. Van Gulik was uiteindelijk niet erg tevreden over het verhaal en legde het manuscript weg. Pas in 1957 pakte hij het weer op nadat zijn uitgever in Londen en Den Haag na het succes van Klokken van Kao-yang en Labyrint in Lan-fang om een volgend Rechter Tie-mysterie vroeg. Van Gulik was inmiddels aangesteld als Nederlands ambassadeur in Libanon, Syrië en Jordanië met als standplaats Beiroet. Daar herschreef hij het manuscript volledig en in deze vorm werd de roman ook in het Nederlands gepubliceerd in 1959. Hoewel hij dit boek beter vond dan Klokken van Kao-yang en Labyrint in Lan-fang, vond hij het nog te lang en de plot te ingewikkeld. Hij had het plan om de roman nog een keer te herschrijven in een minder gecompliceerde vorm maar daar is het niet van gekomen, ook omdat de lezers het boek in de huidige vorm kennelijk voldoende waardeerden. Na Meer van Mien-yuan schreef Robert van Gulik Nagels in Ning-tsjo, zijn vijfde Rechter Tie-roman die in 1960 uitkwam. Ook dit boek schreef hij in de stijl van de traditionele Chinese misdaadroman met een groot aantal personages. In de daaropvolgende romans gebruikte hij een nieuwe formule met een kleiner aantal personages en een korter tijdsbestek om de verhalen voor de lezer minder ingewikkeld te maken. In de oorspronkelijke Chinese misdaadroman werd rechter Tie bijgestaan door een aantal assistenten dat hem hielp met het recherchewerk. Robert van Gulik creëerde twee assistenten: de vechtersbazen Ma Joeng en Tsjiao Tai, voormalige struikrovers die als ‘broeders van het groene woud’ rechter Tie op weg naar zijn eerste post als districtsmagistraat in Foe-lai probeerden te beroven. Ze konden rechter Tie, een geoefend zwaardvechter, echter niet de baas en waren zo onder de indruk van zijn gezag en vechtkunst dat zij rechter Tie aanboden voor hem te werken (zie Fantoom in Foe-lai). Rechter Tie kon voor het opsporingswerk een paar stevige jongens wel gebruiken en nam hen als zijn assistenten in dienst bij het gerechtshof. Wachtmeester Hoeng, een oude huisvriend van de familie Tie, was sinds rechter Tie’s jeugd al zijn vertrouwde raadgever. In Meer van Mien-yuan voegde Tao Gan zich aan het gezelschap toe, een beroepszwendelaar die de onderwereld door en door kende en ieder slot wist te openen. Nadat hij eerst door rechter Tie uit een netelige situatie was gered bood Tao Gan zijn diensten aan de rechter aan. Dit team van assistenten blijft rechter Tie gedurende de rest van zijn loopbaan trouw wanneer hij in de romanreeks van de ene provinciestad naar de andere wordt overgeplaatst. In hoofdstuk 9 van Meer van Mien-yuan bezoekt rechter Tie een van de notabelen van de stad Mien-yuan, Han Ye-sie, die verdachte is in het mysterie van de verdronken danseres. Han ontvangt rechter Tie liggend tussen zijden kussens op een rustbed van met parelmoer ingelegd ebbenhout. Mijn vader had precies zo’n antiek Chinees rustbed, met marmeren panelen. Het bed was zo groot dat we daar makkelijk met z’n allen op konden zitten. Het stond in zijn studeerkamer in de ambassadewoning in Tokio; het bed was te groot voor zijn studeerkamer in Den Haag of in Kuala Lumpur. We hebben een foto waarop mijn vader met vriend en schrijver Leonard Huizinga op dat bed zit te praten, waarschijnlijk om inspiratie op te doen voor een volgend boek of artikel. Robert van Gulik zou geen sinoloog zijn als hij in zijn nawoord niet een zorgvuldige toelichting gaf op enkele zaken die in het verhaal voorkomen. Hij ontleende zoals vermeld het idee van de bloemenboot als plaats van misdrijf en zelfs een van de moordzaken aan originele bronnen uit de oude Chinese misdaadliteratuur. Ik kreeg een keer een brief van een lezer met het advies om bij een volgende uitgave van Meer van Mien-yuan het Chinees schaakspel te vervangen door het woord ‘go’. Ik kon hem eenvoudig verwijzen naar het nawoord waarin haarfijn wordt uitgelegd dat het in China gespeelde schaakspel in de achtste eeuw in Japan werd ingevoerd en daar onder de naam ‘go’ verderging. Hoe dan ook, in het schaakprobleem getoond op de afbeelding op pagina 62 vindt rechter Tie de sleutel tot het mysterie van Mien-yuan. © Erven R.H. van Gulik |